Aankoop van de voormalige Stadsschuitenmakerswerf
De Firma Meursing & Co kocht in 1857 een deel van de voormalige Stadsschuitenmakerij en vestigde hier de derde scheepswerf van de broers Wicher Hooite en Aalrik Hooite Meursing.
Toen kochten wij er nog eene werf bij te Amsterdam in de Oostenburgervoorstraat, de oude stadstimmertuin met woonhuizen en schuur en loots groot 1 1/2 hectare. De werf kreeg de naam van Concordia.
Kroniek W.H. Meursing
In 1857 werd de Stadsschuitenmakerij verplaatst van de Oostenburgerdwarsstraat, gelegen aan de Wittenburgervaart op het Amsterdamse oostelijke eiland Oostenburg, naar de Stadstimmertuin bij de Amstel. Dit was onderdeel van het centraliseren van de gemeentelijke werkplaatsen door de Dienst der Publieke Werken. Op de Stadsschuitenmakerij werden van 1664 tot 1857 allerhande vaartuigen gebouwd en onderhouden die dienst deden voor het onderhoud en baggeren van de waterwegen in Amsterdam. Zo’n 100 arbeiders werkten op de werf onder leiding van de schuitenmakersbaas aan kleine schuiten, moddermolens, puinschouwen en roeischuiten.
Firma Meursing & Co
De broers Wicher Hooite en Aalrik Hooite Meursing vormden met de oude timmermansknecht Egbert Janszoon Bok de firma Meursing & Co met als doel om de werf Concordia te exploiteren. De broers Meursing behielden het recht om de scheepsbouw te blijven uitoefenen op werf De Nachtegaal in Amsterdam en de werf in Nieuwendam.
In 1863 werd de firma Meursing & Co opgeheven omdat de samenwerking stroef liep. De werf bracht de heren Meursing bijna het dubbele op van waarvoor ze hem gekocht hadden.
De firma heeft 6 jaar bestaan toen is de zaak geliquideerd, werd de werf verkocht en bragt ruim ƒ 50.000.- op. De man werd te bazig en wij twijfelden zeer aan zijn eerlijkheid.
Kroniek W.H. Meursing
Firma Meursing & Huygens
Na het opheffen van de firma Meursing & Co in 1863 werd werf Concordia voortgezet door de vennoten Wicher Hooite Meursing, Aalrik Hooite Meursing en Willem Agathus Huygens uit Den Haag onder de naam Meursing & Huygens.
Toen werd de werf ten deele weer ingekocht en wel voor een nieuwe firma zijnde Meursing en Huygens. De firmanten waren W.H. Meursing, W. A Huygens en A.H. Meursing. Het verdiende redelijk goed, doch wij bragten ook veel relaties aan. Huygens was van Den Haag geboren in 1841, was in Vlissingen een jaar en een paar jaar te Alblasserdam op de werf geweest en een paar jaar bij mij op de Nachtegaal om te leeren.
Kroniek W.H. Meursing
Op de werf werd vooral onderhoud aan schepen uitgevoerd. Er werden ook nieuwe schepen gebouwd, waaronder enkele fregatten tot 1500 ton. De ondiepe Wittenburgervaart werd hiervoor door de gemeente uitgediept tot 13 voet (3,68 m). Enkele van de bekende schepen waren fregat de Amsterdam (later Ardjoeno) en de poolschoener Willem Barents, waarmee van 1878 tot 1884 zeven Nederlandse poolexpedities zijn uitgevoerd.
De zaken liepen goed. Er werd veel reparatiewerk uitgevoerd voor de Erven C. Smit van Alblasserdam. Dit had te maken met familierelaties: broer Emmo Meursing was getrouwd mej. Dirkje Smit.
Zeer lucratief was een opdracht van de marine voor het repareren van een gepantserd vaartuig voor ± ƒ 175.000, waaraan toen wel ƒ 90.000 is verdiend. Daar ging nog wel een onbekend bedrag vanaf voor het verkrijgen van de opdracht, wat niet altijd op frisse wijze gebeurde.
Daar was ook veel afgegaan voor Smeer, daar Huygens bijzonder veel slag van had. Ik heb nooit een jongmensch aangetroffen die daar zoo goede mede overweg kon. Zoodoende is het resultaat nog goed geweest, totdat Huygens een nieuwe werf aan of voorbij het Tolhuis aan de overzijde van het Y aan wilde leggen en hij verder zooveel gewaagde groote dingen in het hoofd had dat het met hem niet langer uit te houden was en wij besloten te liquideren.
Kroniek W.H. Meursing
De ideeën van Huygens voor een andere locatie hadden waarschijnlijk te maken met de plannen voor het spoor. Met de aanleg van de Oosterdokssluizen, onderdeel van de spoorwegaanleg en bouw van het Centraal Station, verslechterde de bereikbaarheid van de werf op Oostenburg vanaf het IJ.
De firma Meursing & Huygens werd op 15 maart 1879 ontbonden. Daarmee kwam er een einde aan de betrokkenheid van de scheepsbouwers Meursing bij werf Concordia.
Vervolg van de werf Concordia
De heer Huygens zet de werf voort met twee andere vennoten, twee zonen van scheepsbouwer Van Gelder, onder de naam Huygens en Van Gelder. Deze werf heeft bestaan van 1879 tot 1902. Ondanks de slechte bereikbaarheid vanwege de aanleg van de spoorlijn naar het centraal station zijn er op de werf van Huygens en Van Gelder flinke schepen gebouwd, zoals het stalen barkschip Amsterdam in 1892.
Na de sluiting van de werf Huygens en van Gelder in 1902 werd het werfterrein opgedeeld en aan verschillende ondernemers verkocht. Het grootste deel ging naar de firma Wiener & Co, die er een kopergieterij en een werkplaats voor plaatwerk inrichtte. In de jaren 1920‐1940 werd het assortiment van de fabriek uitgebreid met luifels en diverse speciale machines.
Op het resterende deel van het terrein aan de noordwestzijde bleef tot 1978 de scheepsbouw gehandhaafd, onder de oude naam Concordia, maar nu geëxploiteerd door de firma Seijmonsbergen. Steven Seijmonsbergen verplaatste zijn werf, die hij vanaf 24 november 1877 op Wittenburg had, naar dit terrein. Op 1 mei 1902 kocht hij een stuk grond van 18 are en 80 centiare aan de Oostenburgerdwarsstraat nummers 29 en 31 op Oostenburg, voor de prijs van f 22.500.
In 1978 sluit de werf Concordia definitief.
Heden
Van de werf is niets overgebleven dan alleen de woning van de toenmalige werfbaas, die tot op de dag van vandaag nog bewoond wordt. Op de plaats van de werf is nu een speelplaats gemaakt, onder andere voorzien van een boot gemaakt van autobanden.
Voorafgaand aan de ontwikkeling van het terrein Wiener & Co langs de Oostenburgervoorstraat is door de gemeente Amsterdam archeologisch onderzoek gedaan (Amsterdamse Archeologische Rapporten 99). Daarbij zijn ook restanten van de scheepshellingen uit de 19e eeuw aangetroffen.