Emmo Hooite Meursing (1822-1882)

Emmo Hooite Meursing, pasteltekening door Berend Kunst, 1857, particulier bezit, locatie onbekend . Reproductie familiearchief Cleijndert, 1981. Zie ook het werkboekje van Kunst.

Emmo Hooite Meursing is de oudste zoon van Hooite Wicher Meursing. Hij wordt geboren op 31 januari 1822 in Bunde (Oost Friesland, bij Nieuweschans net over de grens in Duitsland). Als hij ongeveer 6 jaar oud is verhuist het gezin naar Hoogezand.

Tot hij als 15 jarige jongen met zijn broers naar Nieuwendam gaat om het vak van scheepsbouwer te leren en een werf te leiden (zie onder Hooite Wicher Meursing) is er niets over hem bekend.

Vanaf 1837 werkt Emmo met zijn broers in Nieuwendam samen, maar in 1847 gaat hij weer terug naar Hoogezand. Wicher en Aalrik blijven op de werf in Nieuwendam. Helemaal vrijwillig was dit niet, zoals blijkt uit de kroniek van zijn broer Wicher.

“Toen wilde vader een zijner zoons weer terug naar het Hoogezand hebben. Ik (Wicher red.) had er geen zin in want hij was veel te lastig en opvliegend. Het was om daar ook een werf aan te leggen. Toen vroeg hij mij wat ik van Emmo dacht; ik zeide dat hij daar nog niet regt bekwaam voor was maar Emmo wilde wel en toen gebeurde het.
Emmo ging eerst bootjes van hout maken, vader gaf hem een knecht die daarvoor niet bekwaam was en zoo ging het al dadelijk niet goed. Inmiddels werd er voor Emmo een werf aangelegd tegenover de Ankersmit en naderhand kreeg hij in de stad Groningen er nog een werf bij, veel geraas maar niets goeds. Hij ging trouwen met een juffer Eppens van Nieuwolda en bouwde schoeners en naderhand ook ijzeren schepen.”

Hoogezand en eerste huwelijk

Emmo heeft dus een scheepswerf in Hoogezand en koopt rond 1852 ook een werf in Groningen, buiten de Kranenpoort (Scheepswerf De Buitenwerf). Hier worden onder meer een aantal houten schoener-brikken gebouwd. Hij was een van de eerste scheepsbouwers die de schoener in Groningen introduceerde, het scheepstype dat daar tot omstreeks 1920 het belangrijkste scheepstype zou zijn.

Groninger Courant, 26 maart 1852

Van de 153 schoeners die op Groninger werven werden gebouwd in de periode 1850-1860 nam Emmo Meursing er 18 voor zijn rekening. Van zijn werven in Hoogezand en Foxhol zijn 28 schepen bekend uit de periode 1850-1864. Emmo was daarnaast ook reder.

Heike Eppens, pasteltekening door Berend Kunst, 1857, particulier bezit. Reproductie familiearchief Cleijndert, 1981.

Op 2 november 1848 trouwt Emmo in Hoogezand met Heike Eppens. Zij krijgen 6 kinderen waarvan er 4 jong sterven. Na de geboorte van hun zesde kind sterft Heike met kind op 4 oktober 1857. Zij schijnt een lieve moeder te zijn geweest, maar was niet sterk. Jantje Meursing (1851 – 1939, getrouwd met Tjakko Hiskes Nieborg) en Eppo Hendrik Meursing (1854 – 1898, getrouwd met Agatha de Jong Cleijndert) worden volwassen, zij hebben hun moeder maar kort meegemaakt.

In 1850 komt de schoener Josina Louisa van 113 ton, gebouwd voor kapitein T.H. Mellema van Schiermonnikoog die voer voor rederij Meijes te Amsterdam, bij Emmo Meursing van de helling. De schoener is een voor de combinatie van snelheid en laadvermogen gebouwd schip met scherpe stevens en was getuigd met gaffel-, gaffeltop- en stagzeilen. Met de toename van de handel op de Oostzee in 1847 is de schoener voor veel Groningse kapiteins en reders een aantrekkelijke aanschaf. In Groningen worden in 1849 de eerste schoeners op stapel gezet, Emmo volgt dus een jaar later.
De schoener blijft tot 1920, wanneer de motorkustvaarder definitief de zeilschepen verdringt, het belangrijkste scheepstype dat in Groningen wordt gebouwd.

In 1855 heeft Emmo 45 knechten in dienst, hetzelfde aantal als scheepsbouwer Ipe Annes Meursing. Zij zijn daarmee de werven met het grootste aantal arbeiders in Hoogezand. De jaren daarna loopt dat nog op door de grote vraag naar nieuwe schepen.

In 1855 ging Emmo met A.M. Prins een aparte vennootschap aan voor de bouw van ijzeren schepen, waarvan de eerste in 1856 te water werd gelaten. Deze onderneming werd geen groot succes omdat de Groningse schippers – behoudend als zij waren – huiverig waren voor het gebruik van ijzeren schepen.
Het verhaal gaat dat het eerste ijzeren schip dat hij bouwde in 1860 prompt zonk. Het werd gelicht en vol zand gestopt om de lekkende naden te laten roesten (Nieuwsblad van het noorden, 3 maart 1960).

Bericht van oprichting van de Firma Meursing en Prins. Nederlandse Staatscourant 20 maart 1855

In 1856 is Emmo één van de, overigens talrijke en veelal niet onaanzienlijke, deelnemers aan de oprichting van de Naamloze Vennootschap de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-maatschappij (KNSM) “… ten doel hebbende de bevordering van de scheepvaart tusschen Amsterdam en andere havens door middel van stoomschepen.” (Staatscourant 19 oktober 1856). Met de oprichting werd beoogd om de achterstand die Amsterdam als scheepvaartstad had opgelopen weer goed te maken. Aanvankelijk werd gevaren met gehuurde Engelse schepen, het eerste eigen schip was de Ondine (ex Nina) van 300 ton laadvermogen en plaats voor 30 passagiers. De KNSM was lange tijd de grootste rederij van Amsterdam en heeft tot 1981 bestaan.

Ondine (ex-Nina), het eerste eigen schip van de KNSM. Scheepsportret uit 1865 door Jacob Spin.

Alblasserdam en tweede huwelijk

In 1859 trouwt Emmo op 37 jarige leeftijd met Dirkje Smit uit Alblasserdam. Jan Smit (broer van Dirkje en scheepsbouwmeester), Wicher Hooite en Aalrik Hooite Meursing en Jan Vroege (aangehuwde broeder van Dirkje, koopman) waren getuigen bij het huwelijk.
Dirkje is een dochter van scheepsbouwer en reder Cornelis Jansz Smit (1785-1858), een telg uit een scheepsbouwersgeslacht. Zij wonen aanvankelijk in Hoogezand. Zij krijgen samen één dochter, Neeltje Cornelia Meursing (1860-1921), die overigens kinderloos blijft. Dirkje ligt overigens, net als haar moeder, begraven in de grafkelder van Jan Smit Czn anno 1866 op begraafplaats “Oude Torenhof” in Alblasserdam).

Opregte Haarlemsche Courant, 2 mei 1859.

De band met de familie Smit heeft ook voor de broers Wicher en Aalrik voordelen, zo blijkt uit de kroniek van Wicher Hooite Meursing.

“Er is veel oud werk geweest van de Erven C. Smit van Alblasserdam, omdat wij een broeder Emmo getrouwd hadden met mej. Dirkje Smit.”

Emmo was een ondernemend man, zo zal nog verschillende keren blijken. In 1861 vroeg hij in Hoogezand toestemming voor het leggen van gaspijpen teneinde de gemeenten Hoogezand en Sappemeer van gas voor verlichting te voorzien. Met algemene stemmen gaf de Raad de gevraagde toestemming onder bepaling, dat vóór september 1862 de leiding moest zijn gelegd. Hiervan is niets gekomen. Overigens werden door steeds andere personen te vergeefse pogingen ondernomen in 1863, 1867, 1868 en 1869. Een in 1872 door de Raad ingestelde commissie kwam na enkele jaren tot het advies „Voorloopig geen gasfabriek stichten”. Pas in 1904 besloot de Raad van Hoogezand tot het bouwen van een eigen gasfabriek. Emmo was duidelijk voor Hoogezand te vroeg. Ter vergelijking: vanaf 1840 begonnen in Amsterdam winkeliers gebruik te maken van gaslicht, vanaf 1866 besloot het stadsbestuur grootschalig straatlantaarns op basis van gas te plaatsen.

Na enkele jaren verhuist het gezin naar Alblasserdam. Emmo schijnt enige tijd in Engeland te zijn geweest (Stikker 1958) en krijgt daarna de leiding over een steenfabriek van zijn schoonvader. Dit was de steenfabriek naast de werf van schoonvader C. Smit gelegen naast de polder Cortgeen. (NB: de polder Cortgeen is later opgehoogd en hier staat nu het Raadhuis, de werf lag ongeveer op de plek waar nu de halte van de waterbus is).

Uitsnede van Alblasserdam op de topografische kaart van 1849 van J.F.A. van Panhuys met de in stroken verkavelde polder Cortgeen. Daarnaast de werf van C. Smit en de steenfabriek. Te zien is het balkengat waar het hout te water werd gelegd naast de gebouwen van de scheepswerf en zagerij. Bron: Bouwhistorisch onderzoek gemeentehuis Alblasserdam.
Topografische kaart 1881 met links boven de werf van Erven C. Smit en de steenfabriek (steenoven).

Wanneer Emmo de leiding heeft gekregen over de steenfabriek is niet bekend. Wel is bekend dat de overlast van het stoken van een veld-oven heeft geleid tot een procedure voor de Raad van State in 1875.

Staatscourant 16 december 1875. Delpher.
Steenbakkerij Alblasserdam, foto van prentbriefkaart ca 1900. Uitgave Mej. H. Korteweg, Alblasserdam.

Emmo houdt zich bezig met de harddraverij. Zo neemt hij in 1882 deel aan de wedrennen in Bussum, in aanwezigheid van Prins Hendrik en de prinses van Oldenburg, waar duizenden toeschouwers op af komen. Emmo rijdt in de categorie ‘harddraverij voor inlandse paarden’, niet ouder dan 7 jaar, ingespannen voor twee- of vierwielige rijtuigen over een afstand van 3200 meter. Zijn paard heet Concordia. Enkele jaren later blijkt Concordia te zijn overleden en zet hij een zuster, alsmede een jeugdige harddraver Telephoon te koop.

Advertentie in Nederlandse Sport, 21 mei 1887. Bron: Delpher.

Zakelijke en financiële problemen

Emmo begint met veel verschillende activiteiten maar bijzonder succesvol zijn deze niet. Dat gold voor de scheepsbouw in Hoogezand. Het beheer van de steenfabriek van zijn schoonvader loopt zakelijk niet goed. Hij moet daar mee stoppen en zijn vrouw Dirkje stelt orde op zaken.

In 1879 richt Emmo in Alblasserdam een conservenfabriekje op, hij begint te experimenteren met het verduurzamen (lang houdbaar maken) van voedsel. Tot een echte fabriek komt het nog niet, maar dit is wel een voorloper van de N.V. Hollandsche Conservenfabriek die door zijn zoon Eppo wordt voortgezet en tot bloei gebracht (zie verderop).

Emmo hield zich ook bezig met gokken en was daar niet bepaald succesvol in, zo luidt de overlevering.

Een zonderling persoon

Emmo was een zonderlinge man die, zeker toen hij zakelijk niet veel meer om handen had, tijd genoeg had voor het uithalen van rare fratsen. Daar stond hij in Alblasserdam en omgeving om bekend.

Emmo Hooite Meursing overlijdt op 69 jarige leeftijd op 9 september 1891 in Alblasserdam. Zijn vrouw Dirkje Smit overleeft hem 14 jaar, zij overlijdt op 85 jarige leeftijd op 9 april 1905, eveneens in Alblasserdam.

Zoon Eppo Hendrik, conservenfabriek Meursing en straatnaam Meursing

Eppo Hendrik Meursing (1854-1898), zoon van Emmo uit zijn eerste huwelijk met Heike Eppens, trouwt op 18 oktober 1883 met Agatha de Jong Cleijndert uit Nieuwendam. Zij is een dochter van Dirk de Jong Cleijndert, een broer van Jannetje Cleijndert, echtgenote van Aalrik Hooite Meursing. De familie Meursing is zo via verschillende lijnen verwant aan de familie Cleijndert uit Nieuwendam.

In Alblasserdam bevindt zich een Meursingstraat. Deze is vernoemd naar de conservenfabriek van Meursing in Alblasserdam. De Meursingstraat was tot de tachtiger jaren van de vorige eeuw de vierde zijstraat links van de Kerkstraat. Tegenwoordig gaat de Kerkstraat over in de Meursingstraat en deze krijgt na de T-kruising met de van Eesterensingel de naam Seniorstraat.

De eerste zijstraat van de Meursingstraat is de Rederijstraat, welke overgaat in de Zeevaartstraat, die weer parallel loopt aan de Cornelis Smitstraat. Een toepasselijk buurtje dus!

Ligging van de Meursingstraat in Alblasserdam