Aalrik Hooite Meursing (1824-1904)

Aalrik Hooite Meursing werd op 27 oktober 1824 geboren in Hoogezand als zoon van Hooite Wicher Meursing en Jantje Emmes Botjes. Vader Hooite Wicher was aanvankelijk landbouwer, maar legde zich later toch weer toe op de scheepsbouw, zoals enkele generaties voor hem.

Van de jonge jaren van Aalrik is niets bekend. Hij zal in Hoogezand naar de lagere school zijn gegaan.

In 1837, Aalrik was toen 12 jaar, werd hij met zijn oudere broers Wicher Hooite (16) en Emmo (15) door zijn vader naar Nieuwendam gebracht. Vader had daar een oude verwaarloosde werf gekocht. Zijn zoons moesten daar schepen gaan repareren en bouwen op rekening van vader, die vanuit Hoogezand aan de touwtjes bleef trekken. Daarbij gingen ook een oude meesterknecht, Tiemen Bok, en een huishoudster mee. Ze kregen les in scheepsbouwkundig tekenen van een oude heer Vorstius, die bij de Franse marine in Amsterdam was geweest.

De broers gingen wonen in het voorste gedeelte van een dubbel woonhuis op het werfterrein, de zetbaas Tiemen Bok in het achterste deel.

Huwelijk met Jannetje Cleijndert

Een eindje van de werf woonde op het Kerkepad het gezin van Aagje en Klaas Cleijndert. De familie Cleijndert speelde al enkele generaties een belangrijke rol in Nieuwendam. Zij waren mede verantwoordelijk voor de Doopsgezinde Vermaning aan het Meerpad, ook wel “het kerkje van Cleijndert” genoemd. Aagje Cleijndert-Veenstra werd, onder meer door haar activiteiten tijdens de cholera-epidemie in 1848, wel de “moeder” van de Nieuwendamse Vermaning genoemd. Haar man Klaas was naast wethouder van Nieuwendam ook kerkeraadslid. Als graanhandelaren was de familie een periode de grootste werkgever en de rijkste familie van Nieuwendam. In het graanpakhuis CERES van de firma Wed. K. Cleyndert is tegenwoordig het appartementencomplex INSULINDE gevestigd (Nieuwendammerdijk 248-250).

De familie Cleijndert was een hechte familie, waarbij gezelligheid en nabijheid belangrijk waren. Er woonden dan ook heel wat familieleden op en in de omgeving van de Nieuwendammerdijk.

Aagje en Klaas hadden 5 zonen en een dochter. Aalrik was met zoon Dirk goed bevriend en kwam geregeld bij de Cleijnderts over de vloer. Voor het 8 jaar jongere zusje van Dirk had hij aanvankelijk weinig belangstelling. Maar in 1854 trouwt Aalrik met Jannetje.

Jannetje Cleijndert (1832-1892), roepnaam Jans(je), was een opgewekt en levendig kind, door de schoolmeester zelfs een “praatziek meisje” genoemd. Ze moest al op haar 16e jaar haar moeder helpen met het huishouden en als kindermeisje optreden nadat in 1848 moeder Aagje besloot zes nichtjes Veenstra, tussen twee en twaalf jaar oud, in huis te nemen. Hun ouders waren overleden tijdens de cholera-epidemie.


Agatha de Jong Cleijndert schreef in het Gouden boek van de familie:
De eenige zuster in het gezin der familie Cleijndert werd op handen gedragen. Zij verdiende dat ook ten volle, want zuster Jans was altijd bezig de broers, de grootste zowel als de kleinste, te helpen waar zij kon. Zij vormde juist het midden tusschen de tien broers en scheelde evenveel in leeftijd met den oudsten als met den jongsten.

Aalrik en Jannetje gingen wonen in het vertrouwde familiehuis aan de Nieuwendammerdijk nr 331, tegenover de werf. Wicher Hooite trouwde ook in 1854 en ging met zijn vrouw Anne Elisabeth Schweeke in Amsterdam wonen (eerst aan het Singel, later Haarlemmerhouttuinen 115).

Reproducties van portretten van Aalrik en Jannetje, uit plakboek 4 van Jan Frederik Meursing. Jaartal circa 1891/1892.

De zaken op de werf gingen voorspoedig en het huwelijk evenzo. Ze kregen negen gezonde kinderen die een onbezorgde en gezellige Nieuwendamse jeugd hadden. Brieven laten zien dat moe de spil van het drukke gezin was, vol zorg en belangstelling voor al haar kinderen. Aalrik komt naar voren als een verstandig en welwillend man, die echt betrokken was bij het wel en wee van zijn kinderen en kleinkinderen, maar hij wordt ook wel als autoritair gekenschetst. Opvallend waren zijn rode bakkebaarden.

Uit een brief van 1 november 1883 aan dochter Ida, die in De Steeg bij juffrouw Wor op kostschool zat:
Ik merk uit Uw brieven dat ge het niet altijd goed kunt vinden dat Juffrouw Wor goede orde houdt. Dit is wel van weinig belang maar toch niet goed, beoordelen en oordelen moet geen gewoonte worden, dit staat niet goed en komt maar weinig te pas. Ik geloof dat ge het ook maar doet omdat ge toch maar een lange brief wilt schrijven in de hoop veel terug te ontvangen. Het doet mij genoegen dat gij altijd opgeruimd en gezond zijt, kleinigheden zijn er altijd wel bij ieder.

Een anekdote illustreert het soort leven dat ze leidden. Aalrik komt plechtig de huiskamer binnenstappen waar Jansje op haar knieën bezig is met het stoppen van het karpet. “Jans, we hebben een prachtige winst gemaakt met de verkoop van de …, ik heb wel f … verdiend.” Jansje staat op, gooit naald en schaar op de tafel en zegt: “Nu, dan stop ik dat kleed ook niet meer, we kopen een nieuw!

Aalrik was ook een harde en listige zakenman. Hij was daarbij zijn broer Wicher vaak te slim af, wat de relatie tussen de broers niet ten goede kwam en uiteindelijk zelfs tot een breuk leidde.

Scheepsbouwer en reder

Op de scheepswerf in Nieuwendam begonnen de drie broers in 1837 met reparatie van schepen, vanaf 1839 werden er ook nieuw gebouwde schepen te water gelaten. Eerst nog koffen, brikken en galjoten van rond 200 ton.

De zaken gaan goed en in 1850 kopen Wicher en Aalrik een tweede werf, de Nachtegaal op het Bickerseiland in Amsterdam.

In 1874 wordt de succesvolle firma W. en A.H. Meursing ontbonden. De broers hebben teveel onenigheid en besluiten ieder voor zich verder te gaan. Wie welke werf kreeg werd door loting bepaald.

Broer Wicher Hooite noteert in zijn kroniek:
Op 15 September 1874 scheiding van de firma W. en A.H. Meursing. Mijn broeder hield en kreeg de werf te Nieuwendam en ik de werf de Nachtegaal te Amsterdam. Verder ontving ieder wat land en enige huizen te Nieuwendam en een gelijk aandeel in de schepen. Ieder zijn deel bedroeg ƒ 640.000,-. Het vermogen was eind 1874 twee maal ƒ 640.000,- maakt ƒ 1.280.000,-. Eind 1854 was dat ƒ 235.000,-. Netto winst in 20 jaar dus ƒ 1.045.000,-.”

Mijn groot nadeel is geweest, dat ik de werf te Nieuwendam niet gekregen heb omdat het werkvolk daar geschikt en goedkoop is. Er is om geloot en het lot was mijn broer gunstig, was het mij gunstig geweest dan had hij de boel in de war gegooid tot zoo lang hij zijn zin had. Dit is natuurlijk volgens mijn idee en ondervinding. Het verkeerde was eigenlijk ook; 2 kantoren een te Nieuwendam en een te Amsterdam. “

In 1847 toen wij begonnen was mijn broeder nog maar 21 jaar oud en onbekwaam een werf te kunnen dirigeren en ofschoon het op mijn naam ging eerst, hebben wij toch gelijk gedeeld. Ik woonde vanaf 1854 in Amsterdam tot de dissolutie in 1874, 20 jaaren en had niets geen salaris meer dan hij terwijl men in Amsterdam toch niet van hetzelfde kan bestaan als te Nieuwendam. Ik heb hem het tekenen nog moeten leeren!

De onenigheid blijkt uit het volgende citaat van broer Wicher:
Hij kwam in de laatste jaaren minstens ’s Maandags in de stad, dan kwam hij dikwerf in de Houttuinen bij de Oranjestraat daar ik woonde bij ons koffijdrinken. Tot zoover ging alles goed, maar dan na de Beurs had hij soms zooveel spraakwater in dat hij verschrikkelijk scherp en lastig was, niet om uit te houden. Hij had op het laatst meer als de helft van de schepen onder zijn beheer en volgens contract van vennootschap behoorde ik die allen gehad te hebben.

Het zakelijke en persoonlijke kon Wicher toch ook scheiden:
Nu zijn wij weer broeders en zeggen einde goed, alles goed.

Aalrik zet dus vanaf 1874 de werf in Nieuwendam voort en Wicher de Nachtegaal. Beide broers waren tot 1879 nog participant in de firma Meursing & Huygens met werf Concordia.

Wicher had blijkbaar niet zo veel vertrouwen in de scheepsbouwkwaliteiten van Aalrik:
Zijn eerste schepen, althans die hij te Nieuwendam bouwde, voeren meest lek, onder anderen de schoener Honingbij, voor rekening van Spekham Duivis van de Zaan, daar hielden wij ⅛  aandeel in. Toen dat schip in het Oosterdok te Amsterdam bijna beladen was bestemd naar de Middellandsche Zee, was het zoo lek dat de experts wilden dat het schip weer lossen zou en ik was er ook voor. Hij zeide dat zou wel digt trekken; de kapitein had er ook veel bezwaar in maar was een te goede man en zoo ging het schip toch in zee en zonk op de Italiaansche kust, met goed weer, alzoo kwam de equipage er goed af.

Van Nieuwendam naar Amsterdam

In 1880 namen Jannetje en Aalrik een besluit dat hun leven ingrijpend veranderde. Ze verhuisden van de dorpse gemeenschap Nieuwendam naar de overkant van het IJ. In de grote stad Amsterdam kochten zij een riant huis, Prins Hendrikkade 133. Twee huizen naast het vroegere huis van Michiel de Ruyter (nummer 131), met uitzicht op het IJ.

Prins Hendrikkade 133 in Amsterdam, vanaf 1880 de woning van Aalrik Meursing en Jannetje Cleijndert.

De verhuizing naar Amsterdam heeft ongetwijfeld grote invloed gehad op het gezin en de kinderen. Uit brieven van haar dochters blijkt dat Jannetje de spil van het drukke gezin was, vol zorg en belangstelling voor al haar kinderen.

In Amsterdam kreeg Jannetje veel last van migraineaanvallen en ze liet het huishouden grotendeels over aan haar dochters Aagt en Jannetje. Ze miste de dorpse gezelligheid van Nieuwendam.

De kinderen

Aalrik en Jannetje krijgen 9 kinderen en één kind dat jong overleed.

  1. Hooite Wicher Meursing (Hooit), 1855 – 1886.
  2. Agatha Meursing (Aagt), 1857 – 1919. Trouwt in in 1884 met Hessel Zeehuisen, arts, Officier van gezondheid.
  3. Jantje Meursing (Jansje), 1859 – 1940. Trouwt in 1888 met Jan Marie Carel Uitehage de Mist (zie hieronder)
  4. Klaas Meursing, 1861 – 1861.
  5. Nicolaas Albert Meursing (Klaas), 1863 – 1919. Trouwt in 1894 met Kornelia Annetta (Anna) Boks, directeur Oranje Nassauveem.
  6. Ida Meursing, 1865 – 1934. Trouwt in 1891 met Mr Uipko Obbo Stikker, hij is bankdirecteur.
  7. Fokke Meursing (Fok), 1867 – 1946. Patholoog-anatoom, bacterioloog, ongehuwd.
  8. Anna Meursing, 1870 – 1927. Trouwt in 1893 met Gerhard Houwing, kinderarts.
  9. Albertdina Meursing (Dina, Dien), 1872 – 1935. Trouwt in 1897 met Dr Rudolph Johann Theodor Meurer, arts, gynaecoloog, hoofd van de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen, ereburger van Amsterdam
  10. Jan Meursing, 1876 – 1952. Trouwt in 1910 met Emilie Isabella Surie, hij is lid van firma Smith & Meursing Tabaksmakelaars.

Dochter Jantje (1859-1941) trouwde op 2 augustus 1888 met Jan Marie Carel Uitehage de Mist (1857-1932), tabakshandelaar en sigarenfabrikant (fa van de Hulst & Co) te Kampen. Jan Frederik heeft een reproductie gemaakt van de trouwfoto, waarop op de tweede rij in het midden Aalrik en Jannetje zitten. Jantje heeft jaren moeten wachten op toestemming voor dit huwelik van haar vader. De bruidegom stamde weliswaar uit een oude patriciërsfamilie, maar dat maakte op Aalrik weinig indruk. Hij had geen geld. Toen Aalrik overstag ging, Jantje was al 29 jaar, kwam hij over de brug met financiële steun om voor Jan een goede positie in een sigarenfabriek te krijgen. Jantje en Jan woonden in Kampen aan de Vloeddijk en behoorden tot de notabelen van de stad: bij officiële gelegenheden waren ze van de partij.

Reproductie van bruiloft Jan de Mist en Jans Meursing op Jan Tabak, 1888. Uit plakboek 1 van Jan Frederik Meursing. Collectie familie Meursing.

De Thorbeckes

Na de breuk met broer Wicher bouwde Aalrik op de werf in Nieuwendam een reeks clipper-barken die allemaal de naam Thorbecke kregen: Thorbecke I tot en met Thorbecke VII.

Naam schipBouwOmgedooptUit de vaartBouwer
Thorbecke18741875 SindoroW.H. & A.H. Meursing
Thorbecke I1875A.H. Meursing
Thorbecke II1877A.H. Meursing
Thorbecke III1878A.H. Meursing
Thorbecke IV18791895 ParataA.H. Meursing
Thorbecke V1883A.H. Meursing
Thorbecke VI18841892 Jäbez
Thorbecke VII18851894 Pietá
Op de werf in Nieuwendam gebouwde clipper-barken met de naam Thorbecke (zie ook de schepenlijst).

De Thorbecke VII

Foto: Jan Frederik Meursing.

Opvolging

Aalriks oudste zoon Hooite was voorbestemd om zijn vader op de werf in Nieuwendam op te volgen. Hij leerde het scheepsbouwen op de werf van zijn vader en had daar blijkbaar plezier in. “Hooit gaat alle dagen naar Nieuwendam te scheepmaken, hij heeft daar regt zin in.” (Brief van Aalrik aan dochter Ida, 1 november 1883).

Hooit had een zwakke gezondheid, jaren achtereen was hij slap en moest hij regelmatig thuis blijven. Op 26 oktober 1881 schreef hij aan zijn zus Ida:
… Zoo als je wel vernomen zult hebben ben ik sedert geruime tijd niet recht gezond en reeds drie weken onder doctershanden zonder dat het veel beter wordt … De laatste tijd zijn wij zeer weinig uit geweest omreden ik ’s avonds niet best kon, wij hebben ons toen maar in huis vermaakt.”
In 1882 knapte hij blijkbaar op want die zomer maakte hij met Jan Buning, een neef van Meursings kant, een reisje naar Duitsland.

Op 27 augustus 1885 trouwde Hooite met Bartina (Tine) Hendrika Meyes. Zij was een dochter van Jeremias Meyes, assuradeur en directeur van een dokmaatschappij. Echter, binnen een jaar na het huwelijk overleed Hooite.

Dit moet voor Aalrik een zware slag zijn geweest. Er was geen opvolging meer om de werf in Nieuwendam voort te zetten. In 1885 was clipper-bark VII van stapel gelopen, het zou het laatste grote zeilschip zijn dat onder verantwoordelijkheid van scheepsbouwmeester Aalrik in Nieuwendam gebouwd werd. Aalrik zette wel zijn rederijactiviteiten nog jaren voort.

De werf in Nieuwendam verkocht Aalrik aan de heer N. A. Bernhard, die in de Amsterdamse Weteringbuurt al een werf bezat. Daar had hij echter te weinig ruimte en de bewoners van de toen nog nieuwe herenhuizen aan de Weteringschans klaagden over het lawaai.

Laatste levensjaren

Op 15 november 1892 overleed Jannetje Cleijndert, slechts 60 jaar oud. Niet lang daarvoor werd een foto gemaakt waar alle leden van de familie op staan. Vijf kinderen woonden nog thuis, de jongste was 16 jaar oud. Dien nam als twintigjarige vanzelfsprekend de zorg voor de hele huishouding op zich. De andere zussen zijn dan al getrouwd of verloofd (Anna) en de broers deden natuurlijk niets in het huishouden. Pa is moeilijk en veeleisend en het huis groot en bewerkelijk. Ze sloeg zich er dapper doorheen en leerde er in ieder geval goed van organiseren. Dat kwam haar later goed van pas voor het zeer drukke leven dat zij leidde aan de zijde van de ambitieuze en sportieve vrouwenarts Rudolf Meurer.

De familie Meursing – Cleijndert, genomen in 1891-1892 bij fotograaf Koene & Büttinghausen, Heerengracht hoek Leliegracht, Amsterdam. Collectie Scheepvaartmuseum Amsterdam.
Vlnr staand: Jantje Meursing (1859-1940), Anna Meursing (1870-1927), Gerard Houwing (1866-1915), Agatha Meursing (1857-1919, Hessel Zeehuisen (1859-1938), Fokke Meursing (1867-1946), Alberdina Meursing (1872-1935), Nicolaas Albert Meursing (1836-1919) en Uipko Obbo Stikker (1862-1945). Vlnr zittend: Jan Marie Carel Uitenhage de Mist (1857-1932), Jannetje Cleijndert (1832-1892), Aalrik Hooites Meursing (1824-1904), Jan Meursing (1876-1952) en Ida Meursing (1865-1934).

Aalrik woonde vanaf dan met 5 kinderen in het grote huis aan de Prins Hendrikkade. Dien woont nog thuis, de andere dochters zijn getrouwd of verloofd. Op haar twintigste jaar kreeg zij vanzelfsprekend de zorg voor de hele huishouding, de broers doen natuurlijk niets aan het huishouden. Pa is daarbij moeilijk en veeleisend.

Iedere zondag komt de familie op de Prins Hendrikkade bijeen om uitgebreid te dineren.
Klaas gaat met de kinderen Zondags altijd naar Artis en komt dan tegen vijf uur hier eeten. Rudolf zou ook komen, ik had de voorkamer lekker warm en wachtte zoo de kinderen op. Daar komen ze, drie hardloopers voorop met bloozenden gezichten en stoomblazende uit hunnen monden juigende ‘dag opa, dag opa’ “ (uit een brief van Aalrik aan dochter Ida, 6 maart 1902).

Aalrik overlijdt op 21 februari 1904 in Amsterdam op 79 jarige leeftijd. Jans de Jong Cleijndert, dochter van jeugdvriend Dirk Cleijndert, schrijft aan Ida in een condoleancebrief op 8 maart 1904:
… Wat zal het heengaan van je vader een droeve leegte in jelui kring achter laten. De laatste jaren van zijn welbesteed leven waren zoo gelukkig zonder eenig leed. Wat houden de kleinkinderen een heerlijke herinnering aan dien grootvader die zoo goed voor hen was! Den vorigen avond hadden we er over gesproken het voor je vader maar vooral voor Fok en Jan niet te wenschen zou zijn als hij sukkelend werd. Het is zulk een gelukkig rustig heengaan geweest als je het ieder zoo graag zou gunnen. Het trof vader innig en dubbel hard viel het hem te moeten thuis blijven. Het was een tijdperk van ruim zestig jaar dat werd afgesloten. Er waren voor vader zooveel herinneringen aan verbonden, zij waren zulke beste vrinden geweest”.

De wekelijkse familiediners op zondag werden na het overlijden van Aalrik voortgezet, nu steeds bij een ander thuis.

Bronnen:
De Cleijnderts van Nieuwendam, Cleijndert Vereniging 2002.